Tandartspraktijk Vankan

Wij zijn er voor uw mondgezondheid

Wortel

Synoniemen: tandwortel

Inhoud


« Terug naar het overzicht

Ontstoken tandweefsel geneest niet meer

Tanden en kiezen bestaan uit een kroon en één of meer wortels. De kroon is het deel dat u ziet. De wortels ziet u niet. Die zitten onder uw tandvlees in de kaak verankerd. In iedere wortel loopt een kanaal, het wortelkanaal. Hierin zitten zenuwvezels en kleine bloedvaten. Dit levend weefsel wordt ook wel pulpa genoemd. Als het weefsel ontstoken is of ontstoken is geweest, voert de tandarts een wortelkanaalbehandeling uit.

Hoe lang duurt een wortelkanaalbehandeling?

De duur van een wortelkanaalbehandeling is afhankelijk van het aantal wortelkanalen. Tanden hebben meestal één wortel. Kiezen hebben er vaak meer. De behandelingstijd varieert daarom van een half tot anderhalf uur. Vaak kan de tandarts de wortelkanaalbehandeling in één keer afmaken. Soms moet u een aantal keren terugkomen.

Welke problemen met de mondgezondheid kunnen op latere leeftijd ontstaan?

Ontstoken tandvlees
Nogal wat mensen krijgen op latere leeftijd ernstige tandvleesproblemen.
Iedere keer als u iets eet of drinkt, vormt zich een doorzichtig, zacht en kleverig laagje op uw tandvlees, tanden en kiezen: (tand)plak. Als u de tandplak die langs de rand van het tandvlees en tussen de tanden en kiezen zit niet verwijdert, veroorzaken de bacteriën in de plak ontstoken tandvlees. Niet verwijderde plak kan hard worden en verkalken tot tandsteen. Aan tandsteen hecht zich weer gemakkelijk nieuwe plak. De tandvleesontsteking kan daardoor verergeren. Rood, gezwollen en bloedend tandvlees zijn de kenmerken van ontstoken tandvlees.

Wortelcariës
Op latere leeftijd kunnen aan de tandwortel gaatjes ontstaan: de zogeheten wortelcariës. Het tandvlees trekt zich terug, waardoor de tandwortel gedeeltelijk bloot komt te liggen. Op deze plaats ontbreekt het beschermende glazuurlaagje. Tanden en kiezen zijn hier extra kwetsbaar voor gaatjes. Door het terugtrekkende tandvlees wordt de ruimte tussen tanden en kiezen bovendien groter, en juist daar hoopt tandplak zich gemakkelijk op. Tandplak veroorzaakt gaatjes, vooral op de blootliggende wortels van de tanden en kiezen.

Droge mond
Een droge mond wordt veroorzaakt door een tekort aan speeksel. Speeksel vergemakkelijkt spreken, kauwen en slikken. De bevochtiging met speeksel vereenvoudigt bovendien de bewegingen van wangen, tong en lippen. Ook heeft speeksel een reinigende werking op de tanden, de kiezen en het mondslijmvlies. Door onvoldoende speeksel vormt zich sneller dan normaal tandplak. 
Sommige medicijnen hebben als bijwerking dat de speekselklieren worden geremd in de afgifte van speeksel. Dat geldt met name voor medicijnen tegen hoge bloeddruk, slaapmiddelen en antidepressiva. Ook te weinig drinken kan een van de oorzaken van een droge mond zijn. Daarnaast kan een droge mond optreden bij uitdroging door koorts of diarree.

Hoe verloopt de behandeling voor een overkappingsprothese?

Voorbehandelingen
Voordat de tandarts de overkappingsprothese kan maken, moet hij een aantal voorbereidingen uitvoeren, de zogenoemde voorbehandelingen.

Het uitkiezen van de wortels
Eerst kijkt de tandarts zorgvuldig welke wortels van uw tanden of kiezen hij het beste kan gebruiken. Vaak zijn dit de wortels van de hoektanden. Om de kwaliteit van uw wortels goed te kunnen beoordelen, zal uw tandarts röntgenfoto's maken.

Het trekken van de kiezen
Meestal zal uw tandarts daarna de kiezen trekken die hij niet onder de overkappingsprothese gebruikt. Na het trekken moeten de wonden enige tijd gelegenheid krijgen om te genezen. Uw voortanden blijven dus voorlopig nog staan.

In het begin is het zonder kiezen een beetje behelpen. Maar u zult zien dat het toch wel snel meevalt. Neem contact op met uw tandarts als het niet zo is. Kort na het trekken van uw kiezen zijn de wonden nog niet goed genezen. Dan kunt u het beste zacht voedsel nemen. Daarna kunt u weer proberen te eten wat u gewend was.

De voorbehandeling van de wortels
De tanden of kiezen waarvan de wortels worden gebruikt, krijgen doorgaans een voorbehandeling. Elke wortel heeft binnenin een holte. Uw tandarts reinigt en vult die. Hij voert dus een wortelkanaalbehandeling uit. Dit voorkomt dat er later ontstekingen aan de wortels ontstaan. Soms is deze behandeling in het verleden al uitgevoerd. Dan hoeft uw tandarts dit meestal niet nog eens te doen.

Wanneer maakt de tandarts röntgenfoto’s?

De tandarts maakt alleen röntgenfoto’s als er een bepaalde reden voor is. Deze reden kan heel verschillend zijn. Hier volgen enkele voorbeelden.


1. Onzichtbare gaatjes en wortelpuntontstekingen
De tandarts maakt soms röntgenfoto’s als hij vermoedt dat er gaatjes tussen tanden en kiezen of onder een vulling zitten, of wanneer hij vermoedt dat er sprake is van een wortelpuntontsteking.

2. Samenstelling van het gebit
Op röntgenfoto’s kan men zien of alle tanden en kiezen, die bij kinderen nog moeten doorbreken, aanwezig zijn.

3. Ontstoken tandvlees
Een veel voorkomend verschijnsel is ontstoken tandvlees. Hierdoor kan het bot rondom de tanden en kiezen verdwijnen.

4. Tandwortelrest
Indien in het verleden een tand of kies getrokken is, kan het soms voorkomen dat een deel van de tandwortel in de kaak is achtergebleven. Soms kan dit klachten veroorzaken. Op een röntgenfoto kan de tandarts zien of er zich nog een wortelrest in de kaak bevindt. Ook van de tandeloze kaken kunnen foto’s gemaakt worden om te controleren of er nog wortelresten in de kaak aanwezig zijn. Vaak moeten deze worden verwijderd.

Het maken van de overkappingsprothese

Afdrukken maken

De prothese kan door een tandarts worden aangemeten; het kan echter ook zijn dat een tandprotheticus dat doet. Een tandprotheticus is van oorsprong een tandtechnicus die gespecialiseerd is in het behandelen van patiënten met een kunstgebit.

Een afdruk van uw kaak wordt gemaakt met behulp van een afdruklepel, gevuld met een speciaal afdrukmateriaal. In het tandtechnisch laboratorium wordt die afdruk met gips gevuld. Hierdoor ontstaat een gipsmodel, waarop de prothese kan worden gemaakt. Soms is een tweede afdruk nodig. Dan wordt op het gipsmodel een goed passende afdruklepel van kunsthars gemaakt. Met deze lepel wordt opnieuw een afdruk gemaakt om een nóg nauwkeuriger gipsmodel te krijgen. Hierop wordt uw overkappingsprothese gemaakt.

Contact tussen boven- en onderkaak
Tijdens een volgend bezoek bepaalt de tandarts de stand van uw boven- en onderkaak ten opzichte van elkaar. Hij bepaalt hoe de kunsttanden en -kiezen in de boven- en onderprothese contact met elkaar moeten gaan maken, zodat u goed met uw overkappingsprothese kunt kauwen.

Kleur, stand en vorm van de kunsttanden
Bent u tevreden over de kleur, de vorm en de stand van uw eigen tanden? Of misschien juist niet? Informeer uw behandelaar hierover vóórdat de overkappingsprothese wordt gemaakt. Uw behandelaar kan u hierin natuurlijk ook advies geven. Hij zal proberen zoveel mogelijk met uw wensen rekening te houden.

De laatste fase
Vóórdat de tandarts uw kunstgebit in uw mond kan plaatsen, moet hij nog twee dingen doen. Eerst slijpt hij de tanden en kiezen, die als pijlers voor de overkappingsprothese gaan fungeren, tot net boven het tandvlees af. Alleen de wortel van zo’n tand of kies blijft dus over. Het voorbehandelde wortelkanaal sluit hij af met een vulling. Dan trekt uw tandarts de overige gebitselementen die in uw mond zijn blijven staan. Direct daarop aansluitend plaatst hij de overkappingsprothese. U hoeft dus niet bang te zijn dat u enige tijd zonder tanden zult rondlopen.

U krijgt een compleet stel nieuwe kunsttanden en -kiezen over de wortels en de verse wonden van de getrokken tanden. Dat vindt u misschien een vreemd idee, maar dit heeft een groot voordeel. De overkappingsprothese zit in het begin namelijk als een soort verband op de wonden. Uw tandarts zal vervolgens met u een afspraak maken na één of twee dagen. Hij zal uw mond controleren en de eventuele klachten verhelpen.

Ontstoken tandvlees

Ontstoken tandvlees kan leiden tot teruggetrokken tandvlees.

Gezond tandvlees is roze, ligt strak om de tanden en kiezen en bloedt niet als u uw tanden poetst.

Rood, gezwollen of bloedend tandvlees duidt meestal op ontstoken tandvlees. Tandplak op de overgang van uw tandvlees naar uw tand of kies en de plak die tussen uw tanden en kiezen zit, veroorzaken ontstoken tandvlees. Dit stadium wordt gingivitis genoemd.

Als u plak niet goed verwijdert, zorgen de bacteriën in de plak ervoor dat uw tandvlees verder ontstoken raakt. Niet verwijderde plak verkalkt tot tandsteen. Aan tandsteen hecht zich makkelijk weer nieuwe plak.

Tussen de tand en het tandvlees zit een kleine ruimte (pocket). Omdat ontstoken tandvlees los komt te staan van de tanden en kiezen wordt die ruimte dieper. De ontsteking in de tandvleesrand kan zich uitbreiden in de richting van het kaakbot. Daardoor laat het tandvlees nóg verder los. Door de ontsteking gaan de vezels stuk en wordt het kaakbot afgebroken. Gevolg? Nog diepere pockets. Hierin verkalkt de tandplak gedeeltelijk tot tandsteen. Deze voortschrijdende ontsteking met afbraak van vezels en kaakbot heet parodontitis.

Door het ontstoken tandvlees zijn de tanden en kiezen los komen te staan en is het tandvlees teruggetrokken. De wortel ligt gedeeltelijk bloot. Parodontitis kan behandeld worden, waardoor het tandvlees weer gezond wordt. Eenmaal teruggetrokken tandvlees komt niet meer terug.

Waardoor ontstaat de pijn bij gevoelige tandhalzen?

Tanden en kiezen bestaan uit een kroon en één of meer wortels. De kroon is het deel dat u ziet en is voorzien van een sterke laag glazuur. De wortels ziet u niet en hebben géén glazuur. Zodra het tandvlees zich terugtrekt, komt dus een stukje van de tand zonder glazuur bloot te liggen. Dit poreuze materiaal is tandbeen. In tandbeen zitten kanaaltjes die verbonden zijn met de zenuwholte binnenin de tand of kies. Als het tandvlees de kanaaltjes afsluit, merkt u daar niets van. Is het tandvlees weg, dan komt door warme, koude, zoete of zure prikkels het vocht in die kanaaltjes in beweging. Die beweging irriteert de zenuwen en veroorzaakt zo de pijn.

Een volwassen tand is er uit. Wat nu?

Plaats de tand van een blijvend gebit terug in de mond. Hoe sneller u dat doet, hoe groter de kans op succes is. Handel als volgt:

1. Zoek de tand snel op.
2. Pak de tand bij de kroon vast. De kroon is het deel van de tand dat boven het tandvlees zichtbaar is. Vermijd contact met de wortel van de tand. Dat maakt de kans op een succesvolle terugplaatsing kleiner.
3. Spoel de tand af met melk. Geen melk binnen bereik? Laat de patiënt de tand dan schoonlikken of -zuigen. Reinig de tand nóóit met water of reinigingsmiddelen en gebruik evenmin een borsteltje. Dat maakt de kans op een succesvolle terugplaatsing kleiner. Bovendien kan de tand door afspoelen onder de kraan in de afvoer verdwijnen.
4. Is de tand schoon? Plaats hem dan terug.
5. Houd vervolgens de tanden op elkaar met ertussen een papieren zakdoekje of een gaasje. Zo blijft de tand het beste op zijn plaats.
6. Ga direct naar de tandarts. Die zal de teruggeplaatste tand controleren en vastzetten (spalken).

Let op: plaats een uitgevallen melktand nóóit terug. Daarmee kunt u de nieuwe blijvende tand beschadigen.

Wat is een implantaat?

Een implantaat kunt u het beste zien als een soort kunstwortel. Het vervangt een afwezige tandwortel; dat is het deel van een tand of kies dat in de kaak zit. Het is gemaakt van een lichaamsvriendelijk materiaal zoals titanium. Het wordt als een schroef in de kaak gebracht en biedt houvast voor een kroon, een brug of een overkappingsprothese.


« Terug naar het overzicht